Met basisbereikbaarheid naar betere mobiliteit
Ben Weyts foto © Bart Deville
Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts herschrijft het Mobiliteitsdecreet om de weg vrij te maken voor basisbereikbaarheid en zo De Lijn voor te bereiden op 2020.
In 2020 zal op basis van Europese regelgeving, De Lijn de benchmark moeten doorstaan met private vervoersbedrijven. Met dit nieuwe beleidsconcept wordt het mobiliteitsbeleid op een totaal andere manier georganiseerd. De oude politiek van blind aanbod wordt ingeruild voor een vraaggestuurd model mee bepaald door de lokale besturen. “We maken van De Lijn een beter bedrijf met een betere dienstverlening en betere mobiliteit voor iedereen”, zegt Weyts.
Sinds 2001 is het decreet basismobiliteit het kompas voor het openbaar vervoer in Vlaanderen. Die ‘basismobiliteit’ vertrok van een blinde aanbodpolitiek: elke Vlaming moest op maximaal 750 meter van de eigen voordeur een halte van De Lijn hebben – ook als er geen enkele vraag naar is. Gevolg: veel nutteloze haltes, veel lege bussen en een totale explosie van de belastingdotatie voor De Lijn. Rond de eeuwwisseling betaalde de Vlaamse belastingbetaler ongeveer 400 miljoen euro per jaar voor De Lijn: in 2014 was dat bedrag opgelopen tot 1,2 miljard euro per jaar.
Beter bedrijf
Van bij de start van de huidige Vlaamse Regering werd De Lijn financieel gezond gemaakt. Dankzij een efficiëntieoefening kon de belastingdotatie aan De Lijn dalen, terwijl de investeringsbudgetten voor bussen en trams opgetrokken werden naar historische hoogte. Met die budgetten werd versneld de historische achterstand aangepakt en werden er bijna 800 nieuwe milieuvriendelijke bussen en 124 nieuwe trams aangekocht. “De belastingbetaler betaalt minder voor De Lijn, maar krijgt er meer voor terug”, zegt Weyts. De kostendekkingsgraad van De Lijn is ondertussen verhoogd van 15 procent in 2014 naar meer dan 21 procent. Zo werd De Lijn ook klaargestoomd om de vergelijking, met een zogenaamde benchmark, doorstaan met private bedrijven zoals Europa voorschrijft. In dat geval blijft De Lijn interne operator.
Gelaagd model
Het aanbod van De Lijn wordt opgedeeld in 3 lagen. De eerste laag is het ‘kernnet’: de voorstedelijke en interstedelijke verbindingen, die de grootste attractiepolen met elkaar linken. De tweede laag bestaat uit het aanvullende net, dat aantakt op het kernnet en bijvoorbeeld verbindingen maakt met buitenwijken en kleinere kernen. De derde laag bestaat uit vervoer op maat: lokale of private initiatieven die inspelen op een heel particuliere nood (zoals belbussen, de pendeldienst van een bedrijf of het busje van een rusthuis).
De vervoerregio’s passen in de focus op een betere dienstverlening. De blinde aanbodpolitiek maakt plaats voor een vraaggestuurd model. Om het aanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag worden de lokale besturen voor het eerst betrokken bij de organisatie van het openbaar vervoer. “Burgemeesters en schepenen krijgen veel opmerkingen over het openbaar vervoer, maar tot nu toe hadden ze er weinig tot niets over te zeggen. Terwijl net zij dikwijls het beste weten waar de lokale vervoersnoden en -kansen liggen.”
Daarom wordt Vlaanderen ingedeeld in 15 vervoerregio's. Aan het stuur van elke vervoerregio komt een vervoerregioraad waarin de lokale besturen op structurele basis samenzitten met alle mobiliteitsspelers zoals: De Lijn, het Agentschap Wegen en Verkeer, maar ook de NMBS. De vervoerregioraad zal het aanvullend net mee uittekenen en krijgt de regie van het vervoer op maat in handen. De vervoerregio geeft ook advies over het kernnet, maar daar bewaakt De Lijn dat deze verbindingen de grenzen van de vervoerregio’s overstijgen.
Binnen elke vervoerregio zal de vervoerregioraad tot een heus mobiliteitsplan komen. Deze plannen zullen per regio de optimale samenwerking tussen de verschillende vervoersmodi zoals trein, tram, bus, taxi en fiets uittekenen. Het mobiliteitsplan tekent ook de cruciale mobi-punten uit, waar al deze vervoersmodi samenkomen. Een slimme tarief- en ticketintegratie, gecoördineerd door een Vlaamse mobiliteitscentrale, maakt het overstappen tussen al deze modi makkelijk en efficiënt.
Betere dienstverlening
Daarnaast wil Weyts de dienstverlening verbeteren door een verhoging en verbreding van het aanbod. Concreet wil Weyts meer bussen en trams daar waar de vraag het grootst is. Het aanbod van De Lijn wordt ook uitgebreid met deelfietsen door de overname van Blue Bike. “Zo kunnen we meer inzetten op combimobiliteit waarbij we de reiziger een bus- of tramrit aanbieden in combinatie met de fiets voor de laatste afstand tot de bestemming.” Weyts investeert ook in 14.000 parkeerplaatsen op combiparkings rond Brussel, Gent en Antwerpen. Concreet worden 8.000 fietsparkeerplaatsen en 6.000 parkeerplaatsen voor wagens gecreëerd waar vlot kan worden overgestapt van de wagen naar andere vervoersmodi zoals fiets of openbaar vervoer.
Tot slot wil Weyts het aanbod voor de reiziger ook uitbreiden met busverbindingen tussen centrumsteden verzorgd door private busmaatschappijen. In het hele verhaal van basisbereikbaarheid en combimobiliteit is het treinnet cruciaal. Maar Vlaanderen is niet bevoegd voor de NMBS. Daarom heffen we het wettelijk verbod op voor private busmaatschappijen om busverbindingen in te leggen tussen centrumsteden. Zo creëren we een aanvullend aanbod voor de reiziger.
De Vlaamse Regering heeft de plannen van minister Weyts nu groen licht gegeven teneinde het mobiliteitsbeleid fundamenteel te herzien. De doelstellingen van basisbereikbaarheid zullen ingeschreven worden in het decreet. Ook het gelaagde vervoersmodel, de combimobiliteit en de werking van de vervoersregio’s worden decretaal verankerd.
De indeling in vervoersregio’s is terug te vinden op www.basisbereikbaarheid.be.
Terug