IN HET VIZIER - Boeren zijn de toekomst van Congo Ivan Godfroid
IN HET VIZIER - Boeren zijn de toekomst van Congo - Ivan Godfroid
In onze rubriek rond bijzondere personen en activiteiten in of met een verwijzing naar ons dierbaar Pajottenland is deze keer Ivan Godfroid aan de beurt. Werkzaam als landbouwingenieur in Congo voor Vredeseilanden, ver weg van het zieltogende Kinshasa, reikt hij ons toch enig licht in de duisternis aan voor de plaatselijke bevolking. Er is blijkbaar daar toch nog hoop. Als kind had Ivan overigens stevige roots in Bever, waar hij op de bietenkuil van zijn opa zijn eerste eigen groenten mocht kweken. Die toenmalige binding met het platteland, de boerenstiel en de natuur in de uithoek van het Pajottenland is nu voor hem in Congo, met al zijn natuurlijke rijkdommen, nog altijd een stevige stimulans om er de plaatselijke boeren te begeleiden voor het opzetten van een grotere productie en voor het bekomen van faire prijzen voor hun oogsten. Vanuit het Pajottenland wensen wij Ivan dan ook alle mogelijk succes toe met zijn verdere plannen. En nu volgen wij in één adem de verre weg die Ivan destijds als kind vanuit het Makrallendorp Bever tot op heden heeft afgelegd in het verre Congo.
Wie na het lezen van deze bijdrage Ivan wil volgen in zijn activiteiten kan hiervoor terecht op diens wereldblog
Mo (Mondiaal Nieuws) .
Boeren zijn de toekomst van Congo
Noem het een lotsbestemming. Toen mijn grootvader “Paul Claireke” in Broecke (Bever), het tijdelijke met het eeuwige wisselde, was dat voor het prille kind dat ik toen nog was niet alleen een brutale ontdekking dat niets is voor altijd, maar ook dat generatie na generatie bezittingen worden doorgegeven, alsook de zorg en verantwoordelijkheden die daar mee samengaan.
Vastbesloten om voortaan daar ook mijn eigen bijdrage aan te leveren, wou ik alvast beginnen met iets waar ik zelf ook mee zou van kunnen genieten: groenten kweken voor de voeding van ons gezin. Mijn grootmoeder, Adeline van Poeles, zei me, met een stem die vanaf dan voor altijd wat zou blijven trillen, dat ze dat een heel goed idee vond, en suggereerde me om de bietenkuil van Padikke (dat is het koosnaampje van mijn grootvader) om te vormen tot een moestuin. Vele jaren lang had bietenhumus zich daar kunnen ophopen, en ik zou er vast wel lekkere groenten kunnen winnen. Bovendien zou ik dan mijn eigen tuintje hebben, liever dan een verloren hoekje te krijgen in die grote-mensen-lochtink. De vruchten van mijn arbeid zouden veel beter tot hun recht komen. Het voelde echter vooral aan dat ik via de aarde van zijn bietenkuil een stevige band met mijn grootvader zou bewaren.
Boerenlucht
De kick van eigen grondbezit, de fierheid en het voldaan gevoel van de boer bij het oogsten, de zorg voor de aarde en het leefmilieu, ik kreeg ze allemaal in één klap mee. Dankbaar zocht ik in de wolken boven de bietenkuil naar de trekken van Padikke, en gaf hem een knipoog.
Jarenlang heb ik nog elke zomervakantie, die ik steeds bij mijn grootmoeder in Bever doorbracht, opgetrokken met buurman boer Jef van Koetjes. Hoe we dagenlang met de riek stalmest gingen brieën op het land. De heerlijke geur van pas geoogst graan, of van de balen hooi of stro die we binnenhaalden. Het stof dat we doorspoelden met tafelbier dat in de stumpput was gekoeld. Hoe vakkundig Jef zijn trekpaard mende in een taal die hij me graag leerde, maar met mijn kinderstemmetje geen effect had op de kolos. Een beeld dat me voor altijd zal bijblijven is hoe in de avondschemering, bij elke stap dat de merrie de ploeg verder trok, de melk uit haar uier spoot. Die laatste dagwand moest en zou nog worden afgewerkt, want de dag erop moest er geëgd en gezaaid worden. Het veulen kon niet anders dan wachten.
Waarom hij ook geen tractor kocht, zoals zijn zoon Michel, had ik hem gevraagd. Hij had me smalend bekeken. “Zie je daar die steile berm?”. Hij wees naar een flinke helling op de Kariong achter zijn boerderij. “Als ik daar met een tractor af rijd, dan kantelt die gewoon om, maar met ons Bella hoef ik voor niets bang te zijn”.
Boeren is een stiel
Een halve eeuw later werk ik als landbouwingenieur in Congo, een land dat met veel nadruk “democratisch” toevoegt aan zijn soortnaam republiek, omdat het weet dat op basis van wat zich hier afspeelt er niemand zelf zou op komen om dat woord te gebruiken. Butembo in de provincie Noord-Kivu is mijn standplaats, en Vredeseilanden heeft me gevraagd hier de gezinsboeren te steunen in hun groeien van overlevingslandbouwer naar volwaardige professionele landbouwer.
Mijn grootvader zat als deeltijds landbouwer in de eerste logica. Hij had een slechtbetaalde job in de kariele (steengroeve) van Lessen en zorgde voor zijn eigen voedsel en wat extra inkomen met zijn twee koeien, een mestvarken, wat kippen, drie stukken landbouwgrond en twee weiden. Buurman Jef, die twintig jaar jonger was, was al geëvolueerd tot een professionele boer, die kon leven van zijn werk, tot hij de duimen moest leggen tegen de schaalvergroting en de mechanisering. De andere sectoren van de economie hebben die massale uitstoot uit de landbouw volledig opgeslorpt.
De stap helpen zetten
Hier in Congo is er geen alternatief. Boer ben je door geboorte, landbouw doe je als je niets anders te doen hebt en je wordt pas echt iemand als je studeert. Universiteiten leveren diploma’s af aan de lopende band, maar er is geen werk, en ook geen werkloosheidsvergoeding. Geen wonder dat vele jongeren verleid worden door gewapende groepen die in het onbestuurde land kiezen voor de gemakkelijke weg van roven, plunderen en verkrachten.
Zo komt het dat Congo elk jaar voor 1,3 miljard dollar voedsel moet invoeren om de stedelijke bevolking te voeden, terwijl het land het grootste landbouwpotentieel heeft van het hele continent. Met een wereldbevolking die oprukt naar 9 miljard zielen, en een Congolese bevolking die in de komende 20 jaar zal verdubbelen, behoort de toekomst aan de landbouwer die al dat volk moet voeden.
Dat is de kern van ons werk: kleine gezinsboeren de stap helpen zetten naar beroepslandbouw en zich zo samen te organiseren dat ze kunnen produceren volgens de wensen van de markt, en door een gegroepeerd aanbod ook de prijs mee kunnen bepalen, eerder dan af te hangen van de handelaar die toevallig voorbijkomt.
Productiekosten verlagen, kwaliteit verhogen
Met Vredeseilanden kiezen we resoluut voor concentratie in twee landbouwketens voor de komende drie jaren: rijst en koffie. Nu wordt de markt hier overspoeld door goedkope overjaarse Aziatische rijst, terwijl de consument veel meer houdt van geurige verse lokale rijst. Maar dan moeten eerst de productiekosten naar omlaag zodat die de concurrentie met de importrijst aankunnen. En dat lukt al aardig. Op enkele jaren tijd is de opbrengst per hectare verdubbeld van anderhalve ton naar drie ton, en elk jaar gaan de boeren er nog op vooruit. Nu hebben we de boerinnenbond LOFEPACO gesteund in de bouw van een depot van 300 ton, zodat ze de rijst na de oogst, als de prijzen laag zijn, kunnen opslaan, om hem pas drie maanden later, als de prijzen veel hoger staan, te verkopen. Dat is dubbele winst!
Koffie is een gelijkaardig verhaal. Opkopers betalen de boeren slechts een dollar per kilo, ongeacht de kwaliteit. Ze gooien alles op een hoop en krijgen dan ook een lage prijs. We moedigen de boeren aan om een deel van de opbrengst uit hun koffieverkoop samen te leggen om een mini-wasstation te bouwen voor hun koffie, zodat hun kwaliteit op korte tijd aanzienlijk wordt verbeterd. Tegelijk zorgen we voor de marktcontacten die bereid zijn meer te betalen voor een betere kwaliteit. En we steunen de koffieboeren om samen een coöperatieve vereniging op te richten, die binnen enkele jaren na onze terugtrekking op eigen kracht voor de vermarkting van topklasse koffie zal kunnen zorgen. Met een certificaat van herkomst, bio koffie of eerlijke handel als kroon op het werk.
30 apr 2013
Ivan Godfroid
Ivan Godfroid/GDG
Terug