EDINGEN/HERNE – De Orde van den Prince ontvangt professor-taalkundige Magda Devos
Voor de laatste vergadering van het werkjaar mocht de afdeling Land van Edingen van de Orde van den Prince met voorzitter Jan Van den Noortgate op eigen terrein in restaurant Cardinael in Mark (Edingen) prof. Dr Magda Devos als gastspreker ontvangen. Zij is ere-professor van de Universiteit Gent. De Orde van den Prince is een Vlaams-Nederlands genootschap voor Nederlandse Taal en Cultuur. In zijn welkom legde voorzitter Jan Van Den Noortgate (Vloesberg) het accent op de heilige van de dag Lutgardis van Tongeren. Omdat Lutgardis in het klooster van Aywières (Luik), geen Frans wilde leren en dat tegen wil en dank tot haar dood volhield werd zij later uitgeroepen tot patroonheilige van het Vlaams volk.
Een regenboog aan dialecten
Professor Magda Devos nam het gezelschap op sleeptouw voor ‘Een regenboog van dialecten’. Vóór haar emeritaat was zij hoofddocente Nederlandse taalkunde aan de Universiteit Gent. Ze gaf er verschillende vakken zoals Nederlandse grammatica, dialectologie en taalkunde. In haar boeiende lezing belichtte zij hoe de grote versnippering van het Vlaamse dialectlandschap in de loop van de eeuwen tot stand is gekomen en nog steeds mee kleur geeft aan het immaterieel erfgoed van ons Vlaanderenland.
Professor Magda Devos is één de grote bezielers van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten. Zij is ook redacteur van het tijdschrift Naamkunde en voorzitter van de Stichting Achiel De Vos, die toponiemen bestudeert en publiceert.
Bevindingen
“Dialecten die gesproken worden aan de randen van een taalgebied houden langer stand dan de dialecten in het centrum. Zo stellen we vast dat dialecten in Vlaams-Brabant en Antwerpen veel minder gesproken worden. In West-Vlaanderen en Limburg dan weer hebben dialecten nog een functie in het openbaar leven. Zo is het geen uitzondering dat een gemeenteraad in West-Vlaanderen nog in het dialect plaats vindt”, was een van de bevindingen die de professor liet optekenen.
“Het overleven van het dialect is ook minder in gebruik in gebieden die onderhevig zijn aan een grotere volksverhuis. Dialecten zijn dan ook niet meer aangepast aan de tijd waarin we leven. Vroeger waren de mensen gebonden aan een bepaalde plaats. Ze werden er geboren, ze liepen er school, ze gingen er werken en stierven er uiteindelijk.
De tijd waarin we leven biedt geen gunstig decor meer voor het gebruik van dialecten. Tot zolang er nog generaties overblijven die dialect spreken zullen zij blijven overleven. Dat is in West-Vlaanderen nog het geval voor de generaties van 60-plussers. Van zodra ook die generaties zullen uitsterven zal ook daar het dialect een ‘dode taal’ worden.
Dialect spreken wordt ook geassocieerd met ‘gebrek aan beschaafdheid’. Dat is hetgeen mij als dialectenliefhebber bijzonder tegen de borst stoot want dialecten zijn zeer respectabele oude talen met een rijke grammatica en een grote woordenschat. Vroeger kon men daar alles in zeggen wat men wilde, alleen zijn zij in plaats beperkt bruikbaar . Dat het dialect spreken achteruit gaat kunnen we niet tegengaan. Waar ik mij wel tegen verzet is de zeer negatieve houding tegenover het gebruik ervan. De enige manier om een taalgebruik een overleving te bieden is het doorgeven aan nakomelingen en dat gebeurt niet meer. Dat oude dialecten op hun retour zijn daar kan ik mee leven doch de minachting erover vind ik onverantwoord”.