Kloppen de fusies van gemeenten ook niet aan de deur van het PAJOTTENLAND?
Op de jongste jaarmarkt Herne werd op de stand van de plaatselijke burgerbeweging Kwadrant Plus, de vijver van de raadsleden Paul Beyl en Ludo Thiels, het thema ‘gemeentefusie’ breed uitgesmeerd. Aan de hand van een vrij ludieke stemuitbrenging kon de passant er zijn mening kwijt over ‘Kiezen tussen lotto winnen of gedwongen huwelijk’. Hiermee werd ingespeeld op de almaar meer uitgesproken aanzet van de Vlaamse regering om de bestuurskracht van de lokale besturen te versterken door fusies van gemeenten. Hamvraag op termijn daarbij wordt wel of de fusiekeuze bij de gemeenten zelf kan blijven liggen, al dan niet ondersteund door financiële incentives, of dient er geëvolueerd in de risicorichting van opgelegde fusies zoals bij de jongste grote fusiegolf van 1977. Wordt het dan ook voor de lokale besturen in het Pajottenland niet stilaan tijd zich te bezinnen over de fusiemogelijkheden in de streek en dit zowel in het Pajottenland zelf als in combinatie met gemeenten daarbuiten zoals onder meer Halle, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat, Dilbeek, Liedekerke?
Momenteel telt België nog 581 gemeenten waaronder goed 300 Vlaamse. Indien Vlaanderen de weg richting 100 gemeenten wil bewandelen is er nog (veel) werk op de plank. Niet alleen Kwadrant Plus blijkt vragende partij voor het opgangtrekken van fusiegesprekken in de streek. Ook Herns burgemeester Kris Poelaert en sinds begin dit jaar tevens voorzitter van de politieraad van de zone Pajottenland loste in het verleden al enkele keren aandacht trekkende salvo’s in die richting.
De grootste fusiegolf ooit tot op heden kwam er aan op 1 januari 1977. Op die dag werd het aantal Belgische gemeenten gereduceerd van 2359 naar 596. Die ‘grote’ verplichte fusiegolf kreeg in 2013 via het Vlaams decreet over de vrijwillige samenvoeging van gemeenten een vervolgverhaal. Dat 'fusiedecreet' beoogde het creëren van duidelijkheid en rechtszekerheid voor de gemeentebesturen die wensen over te gaan tot een vrijwillige fusie. Het decreet bevatte ook specifieke bepalingen over de ermee gepaard gaande financiële bonus in de vorm van schuldovername door de Vlaamse overheid. Die bonus stijgt naargelang het aantal inwoners van de nieuwe fusiegemeente.
Dat decreet werd intussen al meerdere keren aangepast. Om de fusiegedachte vanaf de nieuwe komende gemeentelijke bestuursperiode die start in 2025 te versterken optimaliseerde de Vlaamse regering al enkele keren de regelgeving door haar meer fusievriendelijk te maken, de keuzemogelijkheden voor de besturen te vergroten en de interpretatieproblemen weg te werken. Een versie dateert van juli 2021 waarbij Vlaanderen onder meer 200 euro per inwoner veil heeft als schuldenovername voor nieuwe fusiegemeenten die 20 à 25.000 inwoners tellen. Voor nieuwkomers met 25 à 30.000 inwoners is dat 300 euro, voor die met 30 à 35.000 inwoners 400 euro en voor een fusiegemeente van meer dan 35.000 inwoners 500 euro. Fusiegemeenten met minder dan 20.000 inwoners komen alsnog niet in aanmerking voor enig financieel voordeel. Om van de huidige financiële voordelen te kunnen genieten moeten de kandidaat-fusiegemeenten wel vóór eind 2023 vrijwillig een fusievoorstel indienen. Nuttig daarbij is dan ook dat in het Pajottenland de inwonersaantallen per 1 april 2022 respectievelijk Herne 6746, Bever 2264, Galmaarden 8879, Gooik 9375, Pepingen 4533, Roosdaal 11.688 en Lennik 9359 bedroegen.
Eerdere pogingen
In het verleden heeft in het Pajottenland onder meer de Hernse burgemeester Kris Poelaert wel al enkele keren de idee van een fusie op vrijwillige basis tegen het licht gehouden en gepoogd gesprekken in die zin op gang te brengen met buurgemeenten voor het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie doch voorlopig zonder resultaat. Wel is men ook niet blind voor de realiteit en voelt men op termijn het Damocleszwaard van opgelegde fusies boven de hoofden hangen. Er zullen derhalve keuzes dienen gemaakt te worden.
Zowel bij de lokale besturen als bij de inwoners van kleine landelijke gemeenten duiken bij de fusiegedachte echter alom dezelfde hinderpalen op. Emotioneel verkiest haast iedereen dat zijn of haar gemeente blijft bestaan. Wel is men ook niet blind voor de realiteit en voelt men op termijn het Damocleszwaard van opgelegde fusies wel degelijk boven de hoofden hangen. Men erkent immers dat de investeringskracht van de Pajotse gemeenten klein is en allicht nog door de nieuwe wereldorde in wording zal afnemen. Ook blijkt de schuldenlast haast overal vrij aanzienlijk te zijn. Nochtans wordt wel erkend dat minder schuld de investeringsmogelijkheden van de nieuwe fusiegemeenten zou kunnen een boost geven. Ook blijken zij geen al te beste herinneringen te hebben met het alternatief van doorgedreven intergemeentelijke samenwerking blijkbaar om reden dat de focus van iedere gemeente op zichzelf blijft liggen en er ondanks alle goede voornemens zich een duidelijk gebrek aan solidariteit manifesteert.
Een vermindering van de schuldenlast ziet men als een welgekomen geschenk doch blijkt bij nader toezien niet de enige zalvende gedachte te zijn. Algemeen wordt dan hoofdzakelijk gekeken naar de noodzaak aan versterking van de bestuurskracht in de zin van als bestuur te kunnen beschikken over betaalbare en voldoende expertisecapaciteit zoals voor administratie, mobiliteit, omgeving, financiën, techniciteit, veiligheid, infrastructuur en ICT om zo te kunnen voldoen aan de verplichtingen zowel naar de hogere federale en Vlaamse overheden toe als naar de inwoners.
Ook zijn de beleidsmensen zich bewust van de gehechtheid van de plattelandsinwoners aan hun gemeente. In een fusie dient én voor het bestuur én voor de inwoners de nieuwe entiteit dan ook alleszins te beschikken over een sterk bestuur met voldoende weerbaarheid. Een fusie kan wel kleine plattelandsgemeenten sterker maken bij de uitvoering van complexe uitdagingen die inherent zijn aan de continue verandering van de samenleving. Zij gaat wel niet gebaat zijn met een streven naar een perfecte homogeniteit tussen de nieuwe deelentiteiten. Op verschillende punten kan de meerwaarde van de fusie evenwel juist liggen in een diversiteit en in een complementariteit die dan moeten getuigen van een ambitie die stoelt op participatie en representatie.
Waarom niet naar embryonale fusiegesprekken
Waar thans haast iedere gemeente in de streek, een uitzondering niet te na gesproken, het over eens blijkt te zijn, is de noodzaak voor de huidige gemeenten om én met de nodige moed én in het belang van de bevolking én met een gedragen beleidsvisie de uitdaging van een eerste voorzichtige en aftastende toenadering aan te gaan voor het opzetten van embryonale fusiegesprekken. Voor wie toch wil mee genieten van het huidig fiscaal voordeel en met een verruimde blik op de samenleving ook in onze streek de komende jaren wil induiken is het immers alleszins 5 voor 12. Wie wil immers op zijn geweten hebben dat door inertie, door hardnekkig doch vruchteloos vastklampen aan zijn te lokale macht en door kortzichtigheid de leefgemeenschap in de streek ettelijke miljoenen euro zou mislopen? “Wie het schoentje past trekke het aan!” luidt toch het gezegde of niet?