BEVER / HERNE - Goshjiel roepen toch geen vergane traditie?

C21

BEVER / HERNE - Goshjiel roepen toch geen vergane traditie?

Goshjiel_1_
BEVER / HERNE - Goshjiel roepen toch geen vergane traditie? - © Deschuyffeleer
 

De tijd dat kinderen de laatste dag van het jaar in de vroege ochtend van huis tot huis ‘Goshjiel’ gingen roepen, vooral in de zuid-westelijke uithoek van het Pajottenland, lijkt wel zo goed als voorbij. Hier en daar zijn er blijkbaar nog wel enkele kleine kernen die deze volkstraditie in ere willen houden maar grotendeels is deze gewoonte jammer genoeg wel en goed uit het straatbeeld verdwenen. Is ‘Goshjiel’ dan ten dode opgeschreven of toch niet?

‘Goshjiel roepen’ precies de dag voor Nieuwjaar valt zeker niet te verwarren met Driekoningenzingen. Die gewoonte leunt overigens aan bij het feest van Driekoningen op 6 januari en is pas ontstaan in het midden van de 20ste eeuw.
Gosjhiel
Maar wat betekent ‘Goshjiel’ nu eigenlijk? Het woord Goshjiel/ Gosjiel  blijkt een dialectische verbastering van ‘Godsdeel’ te zijn. ‘Godsdeel’, aan elkaar of van elkaar geschreven, is evenwel als naamwoord in het woordenboek niet terug te vinden. Ofwel werd het woord nog nooit officieel erkend ofwel is het mettertijd afgegleden en bijgezet bij de vergeten en overbodige begrippen. Een nog andere verklaring dat het woord niet in de Nederlandse standaardtaal voorkomt is dat het gaat om een sterk streekgebonden traditie.
Het gebruik zelf, dat kinderen er in de vroege morgen op Sylvesterdag 31 december op uittrekken om wat centen of snoep te sprokkelen, was indertijd vooral in het Pajottenland maar ook daarbuiten nog vrij algemeen verspreid. Opvallend is nu wel hoe deze traditie in de ene gemeente levendig gehouden wordt terwijl ze in een naburige gemeente dan weer vrij onbekend is gebleven.
Bij ‘Goshjiel’ hoort ook alleszins ‘voor wat, hoort wat’. En daarom zingt het jong volkje uit volle borst ook nog typische liedjes die de handelaars en de huisbewoners moeten overtuigen van de goede bedoelingen van de bezoekers.
Voor de kinderen van een deel van de gegoede burgerij was deelnemen aan de praktijk van ‘Godsdeel’ evenwel niet toegestaan, hetgeen dan ook veelzeggend was. Voor hen stond het volksgebruik immers op dezelfde lijn als behoeftig zijn en bedelen.
Een katholiek gebruik
Het recht van de arme om ‘Gods deel’ te gaan opvragen en de plicht van de vermogende om het te geven hebben wel stevige wortels die tot ver in de tijd voor Christus reiken. De tienden geven was trouwens iets dat al ingesteld was onder de wet van Mozes. Veel later en dichter bij ons was het tiende een belasting die in natura werd betaald op de opbrengsten van de landbouw. Deze belasting bedroeg, zoals het woord het aangeeft, 1/10 van de oogst. In de jaren 6 à 700  voerde de Kerk overigens de tiendeplicht in. Dit gebeurde in de eerste plaats ten bate van de geestelijken en van het onderhoud van de kerken, maar ook de armen werden hierbij niet vergeten. Hoe dan ook, de minderbedeelden konden zo eveneens, zij het in mindere mate, delen in een tiende deel van de bezittingen en opbrengsten dat door de clerus werd opgeëist als het deel dat God toekwam.
‘Godsdeel roepen’ is dan ook semantisch verwant met om het Godsdeel vragen aangezien beide duiden op een nadrukkelijk vragen om een geschenk ‘om Gods wil’.
De Franse Revolutie maakte een definitief einde aan de tienden. In ons land werden ze afgeschaft in 1797. Voor de parochies maakte dat weinig verschil, want de tienden waren inmiddels bijna allemaal in handen gekomen van hoog vermogende heren, edelen, kloosterorden, kapittelkerken en andere instellingen.
Barmhartig en vrijgevig
Zeker de winter is een harde noot om kraken als men behoeftig is. Maar dompelaars en bedelaars wisten door de tijden heen maar al te goed dat ze met de intrede van het Nieuwe Jaar met succes een beroep konden doen op de barmhartigheid en de vrijgevigheid van de feestvierende en extravagante gegoeden. Mettertijd werden de dompelaars en de bedelaars evenwel vervangen door de kinderen die, deels uit nood, deels uit overlevering van de gewoonte, ‘Godsdeel’ gingen sprokkelen. 
Al heel lang weten de kinderen dan ook niets meer van tienden maar toch blijven sommigen zich gedragen als trouwe erfgenamen van een eeuwenoud recht van de arme die, tot op een zekere hoogte, aanspraak kon maken op het ‘Godsdeel’. Gelukkig maar voor de folklore en de volkstradities.
Nieuwjaarsliedjes
Enkele voorbeelden van nieuwjaarsliedjes,  het ene al wat katholieker dan het andere, die bij het roepen van ‘Goshjiel’ worden gezongen zijn:
“Oud jaar, nieuw jaar, 'k wens u een gelukkig nieuwjaar!”
“Oud jaar, nieuwjaar, twee koeken is een paar, ik wens jullie een gelukkig nieuwjaar!”
“Nieuwejaarke zoet, 'k heb kou voete, 'k heb ne kouwe rug, 'k kom volgend jaar terug!”
“Nieuwejaarke zoete, een varken heeft vier voeten, vier voeten en ene staart, is dat dan geen centje waard? Ja ja, dat is waar, ‘k wens gelukkig nieuwejaar!”
“Nieuwjaarke zoete, 'k heb kou voeten. Laat me niet te lang staan, want ik moet nog verder gaan!”
“Ouwe jaar uit, nieuwe jaar in, de beuze staat open en steekt er maar wat in!”

Wanneer de bewoners de deur van hun woning niet openen worden zij doelbewust bedacht met de heel bijzondere attentie “Hoog huis, laag huis, ‘r zit een gierige pin in huis!”
Delen op FacebookDelen op TwitterDelen op GoogleDelen op DeliciousDelen op DiggDelen op StumbleuponEmail ditMeer...
 
29 dec 2014
Godelieve Deschuyffeleer
© Deschuyffeleer
 
 
 
Terug
 

Meer Nieuws

| 24 apr 2024
Marc Sluys | 22 apr 2024
Commerciële partners, advertenties en vacatures
Marc Sluys | 19 apr 2024
Marc Sluys | 14 apr 2024
Marc Sluys | 11 apr 2024

archief